Maart

Knotten en snoeien

Maart is een drukke maand voor de tuinier. Het is handig om niet te lang te wachten met het snoeien en opschonen, zodat je nog niet al te voorzichtig door de border hoeft te lopen. Als het in februari nog niet gedaan is: knip van leibomen en dakbomen alle zijtakjes terug tot vlakbij de hoofdtak. Bolacacia’s, bolcatalpa’s en knotwilgen en stamrozen kun je nu knotten. Veel mensen weten niet goed hoe ze moeten snoeien, en doen het daarom maar helemaal niet. Gelukkig kan er niet heel veel fout gaan, ook bij verkeerd snoeien herstelt de struik zich vrijwel altijd. Volg voor meer zelfvertrouwen de snoeicursus.

Sommige helemaal afknippen

Er zijn verschillende groepen struiken. Struiken die na 21 juni bloeien op nieuwe takken die deze zomer gaan groeien, kun je in maart afknippen tot vlak boven de grond. Dit zijn bijvoorbeeld de vlinderstruik (Buddleja), Caryopteris, spierstruik (Spiraea bumalda), pluimhortensia (Hortensia paniculata), hortensia ‘Annabelle’, Perovskia, zomerbloeiende clematissen, lavendel, hertshooi, en alle struikrozen.

Andere alleen verjongen

Een andere groep struiken bloeit alleen op oudere takken. De soorten die na 21 juni bloeien op oude takken moet je alleen ‘verjongen’ (uitdunnen). Anders knip je de bloemknoppen eraf en zullen ze dit jaar niet bloeien. Dit zijn bijvoorbeeld de boerenhortensia (Hydrangea macrophylla), eikenbladhortensia (Hydrangea quercifolia), boerenjasmijn (Philadelphus), Amerikaanse sering (Ceanothus), Japanse kweepeer (Chaenomeles), en Weigela.

Verjongingssnoei is bedoeld om de struik compact en vitaal te houden: je knipt 1/3 van de takken vlak boven de grond af. Kies de oudste takken, te herkennen aan de kleur of de geschilferde bast. Na drie jaar is zo de hele struik vernieuwd.  Dit kan ook bij struiken die gesnoeid worden om rode takken of groot blad te krijgen, zoals witte kornoelje (Cornus alba), en pruikenboom (Cotinus).

Nog niet snoeien

Niet alles mag in maart gesnoeid worden. Struiken die in het voorjaar bloeien, zoals de sering, Forsythia, Ribes en brem snoei je niet nu. Dan zou je de bloemknoppen afknippen en komt er geen bloei. Deze groep snoei je direct na de bloei. Langzaam groeiende struiken als toverhazelaar (Hamamelis) of Japanse esdoorn hoeven helemaal niet gesnoeid te worden, je knipt hooguit een scheve tak weg.

Groenblijvende struiken hoeven meestal niet gesnoeid te worden, maar als dat toch nodig is doen we dat pas in mei. Wat je nu zeker niet mag snoeien zijn een (bol)esdoorn, berk, walnoot, kiwi of druif: door de vroege sapstroom kunnen ze gaan ‘bloeden’. Ook fruitbomen van het geslacht Prunus (pruim, kers, amandel, en perzik) kunnen beter wachten tot de zomer.

Tip voor hoge siergrassen

Voordat de nieuwe scheuten uit de grond komen, moet je de afgestorven stengels van vaste planten afknippen. Gewoon met de heggenschaar of met de hand afbreken. Direct afvoeren is niet nodig: egels en andere tuindiertjes kunnen ze nog als schuilplaats gebruiken en de jonge plantenscheuten worden nog beschermd tegen nachtvorst. Verdorde siergrassen knip je met de (elektrische) heggenschaar vlak boven de grond af. Tip voor hoge siergrassen: bind eerst de stengels met touw stevig aan elkaar en zaag dan de pol af. Het pakketje valt als geheel om en kan zo bij het tuinafval.

Werk in de border

Het onkruid begint al te groeien. Als je het nu gelijk weghaalt, kun je het beter onder controle krijgen. Bemest de borders met gedroogde koemestkorrels, en breng een laag compost aan om de bodemstructuur te verbeteren. Bomen, bladverliezende struiken en vaste planten kunnen in maart worden verplant of aangeplant, mits de grond niet bevroren is. Tegen het eind van de maand kun je de vorstbescherming weghalen.

Gras verticuteren

Als er veel mos tussen het gras zit, kun je bij droog weer verticuteren. Met een speciale verticuteerhark (handmatig of elektrisch) verwijder je mos, onkruid en afgestorven gras. Steek overgebleven onkruid als paardenbloemen zo diep mogelijk uit. Na het verticuteren ziet het gazon er kaal uit, maar het zal snel weer dichtgroeien. Eventueel kun je erg kale plekken extra inzaaien. Vooral op zware kleigrond is het goed om de grasmat te beluchten: gaatjes prikken met een grasprikker, riek, of spijkerplank, en instrooien met zand en compost. Zodra het gras weer gaat groeien kun je het bemesten. Had je vorige maand kalk gestrooid? Dat moet een paark weken voor het bemesten.